66
HET BINNENHOF VAN 1247 I 747.
zich daarover kan uitlaten. Zoo werd nog in 1391 in
allerhaast een kamer getimmerd, waarvoor niet spoedig
genoeg hout te Delft was te bekomen, zoodat dit „uten
wegh” gekocht moest worden. Deze „nuwe earner van
myn heer” is mogelijk de „lange dwarskamer” k2, welker
ontstaan overigens niet aan te wijzen valt, doch die, als
liggende naast de vertrekken van Jonkvrouwe Aleyd, uit
dezen tijd kan zijn. Daarin kwam o. a. een bedstede, en
er werd een „stille” aan gemaakt. Er werd bovendien
een gat gehouwen in deze kamer, waarin een kozijn ge
steld, om in de waarderobe te komen, terwijl hiervoren
is vermeld, dat Aleyd reeds bezat „een nuwe waerderop
op ten viver”. In 1401 deed de Hertog vervolgens
bouwen een merkwaardig huis in den Kooltuin, waarvan
de juiste bestemming eigenlijk gedurende diezelfde eeuw
nimmer blijkt; maar bovendien voor zijne gemalin deed hij
werken „in mynre vrouwen woninghe aen een nuwe
waerderobe mit enen capelletgen”.Ongeveer in dezen
tijd en mogelijk nauw met de gegeven mededeeling
samenhangende kan wel ontstaan zijn de door kan-
teelingen en met hoektorentje aan den vijver eertijds
boven andere gebouwen uitstekende „kamer van Cleve”
waarvan het in 1438 heetdie earner daer myn vrouwe
van Cleve (overleden circa 1412) lach. (Ising. Binnenhof,
Groote zaal p. 22). Dat hier althans die kamer moet
gezocht worden, is hiervoren (Aanteekening 22) gebleken.
Door alle deze aanbouwen langs den vijver werd
gaandeweg ten noorden het z. g. pad naar den kooltuin
d gevormd, dat thans nog in het Depart, van Binnenl.
zaken (hier en daar verbroken) is terug te vinden. Het
bestaan van dezen gang blijkt in den aanvang der I5de
eeuw in verband met een nieuwe kamer m oïp tegen
1406 door Willem VI misschien voor eigen gebruik en
genot aangebouwd, terwijl het waarschijnlijk is, dat hij