69 HET BINNENHOF VAN 1247—1747. Op 16 Nov. 1432 stelde Hertog Philips in het „generaal- rentmeesterschap.” Tegen dien zelfden tijd riep hij mede in het leven een Raad „ter saicken van Hollant ende van Zeelant”, bestaande uit 5 leden onder den Henegouwer Lannoy, Heer van Santes, als „overste.” Een zekere ver eenvoudiging (vermindering van het aantal klerken) der „kanselarij” ging daarmede gepaard. Naast dezen vasten raad, vormende in oorsprong het z. g. Hof van Holland -- sinds ongeveer 1450 meer geregeld onder dien naam bekend benoemde de Hertog nog tijdelijke raden, ge kozen uit de edelen en de poorters van de voornaamste steden, voorloopig bezoldigd, doch na 1441 dat genot dervende en daarna dan ook meer geregeld wegblijvende. Tegen 1436 nu hadden in dien raad zitting twee rechts geleerden; het aantal leden groeide nu en dan aan; voor 1462 bestond hij uit 10 of 12 hunner, waarvan 4 of 5 meer rechtsgeleerde kennis bezaten en de anderen den adel vertegenwoordigden. Die raad van 1432 behandelde bestuurs-en rechtszaken namens den landheer. Aan hem onttrokken werd echter het afhooren der rekeningen van den rentmeester-gene- raal, de rentmeesters, baljuwen en andere officieren in Holland en Zeeland; deze werden voortaan afgehoord door eene commissie uit de rekenkamers van Rijssel en Brussel. In het laatst van 1446 richtte de Hertog echter een afzonderlijke rekenkamer op in die Haghe voor Hol land en Zeeland, waarover het oppertoezicht kwam bij den Raad. Sinds 1434 was de betrekking van procureur-generaal daarbij ingesteld. Omstreeks 1440 bestonden er naast de 2 „overste clerken” in den Raad verschillende andere klerken of „secretarissen”, waarvan de voornaamsten heetten „klerken der registers”, welke zorgden voor het bijhouden van de registers van het Hof. Een van deze

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 79