70
HET BINNENHOF VAN 1247 1747.
5 of 6 secretarissen was feitelijk de „griffier” van den
Raad; op i Mei 1445 werd pas echter die functie formeel
ingesteld, terwijl dat ook tegen dien tijd ongeveer de rang
van „kanselier” werd ingevoerd. Als griffier werd voor
taan een meer bekwaam rechtsgeleerde gekozen, welke
alle besluiten registreerde en een hoogeren rang innam
dan de overige secretarissen. Eene nadere instructie van
1447 voor dezen Raad schijnt verloren; in datjaarwerd
echter mede de inrichting der memorialen verbeterd en
een afzonderlijk register voor de sententiën aangelegd.
(Jhr. Mr. van Riemsdijk, Oorspr. v. het Hof van Holl.
Dr. P. J. Blok, Holl. stad onder de Bourg.-Oostenr. heer
schappij). Al die wijzigingen hebben zeker belang voor
de inwendige inrichting op het Binnenhof natuurlijk.
Op 20 Juni 1418 nu had verder Jan v. Beijeren aan
de steden toegestaan voortaan vrij ter vergadering bijeen
te komen naar eigen goedvinden, en dus niet op aan
dringen van den vorst of van zijnen Raad. Voor hare
bijzondere belangen geschiede dit dan ook wel nu en dan
onder Jacoba van Beijeren. Onder de Bourgondische heer
schappij was van dergelijke groote vrijheid in het alge;
meen minder sprake. Sedert 1428 komt nu daarentegen
op het z. g. lichaam der Staten, vertegenwoordigers der
steden en van den adel; in den regel werden zij opge
roepen door den vorst of bij diens ontstentenis
door den stadhouder en den Raad, schrijvende de griffier
de vertegenwoordigers daarvoor aan. Bij het „Groot privi
legie” van Maria van Bourgondië van 1477 dwongen de
steden opnieuw hun recht tot vrij bijeenkomen af; bij de
opheffing van een groot deel van dit privilegie in 1494
door Philips den Schoone ging echter dit recht wederom
verloren. Groote rechten oefenden deze „staten” niet uit;
hun voorname kracht lag in het toestaan of weigeren der
gevraagde beden en in regelingen betreffende handel,