HET BINNENHOF VAN I247 1747. 75 waarin een kruiskozijn aan de noordzijde. De rekenkamers zelve werden inmiddels geregeld onderhouden tot 1477, toen alle oude stukken in kisten, wijntonnen en zakken te scheep teruggebracht werden van Mechelen naar Delfshaven, aldaar overgeladen naar Delft, en verder op nieuw verscheept naar die Haghe. Een geheel nieuwe uitbreiding der bestaande kamers komt daarna tot stand tegen de noordzijde der groote zaal, ongeveer ter plaatse van F5, en zoo werd in het algemeen sinds dezen tijd de noordzijde der zaal op hoogst onaanzienlijke wijze betimmerd en deze gaandeweg van het noodige daglicht beroofd. Op administratief gebied had inmiddels weder een zeer bijzondere wijziging binnen den Hove plaats gegrepen, wat den werkkring betrof van den Raad van Holland. Op 4 Sept. 1462 regelde Hertog Karei als algemeen stadhouder dit Hof zoodanig, dat het op de vier eerste dagen der week rechtszaken en op de beide laatste dagen landszaken zoude behandelen. Verordend werden daarbij 2 registers, houdende het eene de brieven van provisie en justitie, en het tweede de bevelen van stadhouder en raad. Voor de rechtszaken trad daarbij een president op en in landszaken mede een president, bij afwezigheid van den stadhouder. Op 24 Mei 1463 bevestigde Hertog Philips deze regeling, terwijl dat zekere politieke bevoegd heid der raadsheeren mede daarbij werd erkend. De raad of het Hof trad nu meer dan vroeger op als gerechts hof; de meerderheid der leden hun aantal werd van 28 tot op 8 teruggebracht bestond voortaan uit rechts geleerden. In dezen zelfden tijd werd de Raad echter ontslagen van het afhooren der rekeningen, gelijk boven bleek. De meer zelfstandige macht van den adel verviel nu in dit college; hoewel in mindere mate deed hij zich nog gevoelen in het lichaam der Staten als eerste lid,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 85