83
HET BINNENHOF VAN I247—I747.
het
(blijkens de benoodigde trappen voor twee wendelsteenen),
welke echter te zwak in het fundament werd aangelegd
en dan ook hetzelfde jaar ter neder viel. Tegen dien
toren werden vijf kamertjes aangebouwd, waarvan er twee
onmiddelijk tegen den toren rustten; beide laatstgemelden
werden in 1479, als te bouwvallig, voor goed opgeruimd,
doch de drie overigen, ongeveer ter plaatse van x, bleven
gespaard. Reeds in 1463 en twee jaren later had men
die wrakke huisjes geducht moeten schoren. 70)
Een werk van grooter en meer blijvende beteekenis
was in 1453 de uitbreiding van de kapel, althans naar
het westen, waardoor deze met een derde gedeelte of
ongeveer met 18 voet werd vergroot, en mogelijk ook
kapelaanbouwen langs den vijver tot stand kwamen. Nog
steeds bestond de gang c, denkelijk van hout, tusschen
het koor dier kapel en de oostwaarts liggende kamers.
Die gang werd in 1458 (64V.), mogelijk aan de noord
zijde, van een nieuwen scheidingsmuur voorzien, terwijl
dat de houten vloer daarin door een steenen werd ver
vangen. Een dwarsgang naar een nieuwen put aan den
vijver tegenover de keuken kwam mede tot stand, terwijl
dat daarnevens 3 eenvoudige kleine kamertjes langs den
vijvermuur werden gewit, allen met één hchtkozijn inge
richt en een daarvan als „waschhuis” bestemd werddie
drie kamertjes ó3, bh en b-a en de tusschengang d.t kunnen
thans slechts schetsmatig worden aangeduid, hunne ware
ligging toch is nu geheel onbekend. Daarboven op dien
gang was nog een zeer duister kamertje, dat nu ook een
lichtkozijn verkreeg in den vijvermuur. 71)
Hiermede zijn de voornaamste veranderingen binnen
den Hove gedurende het Bourgondische bewind aange-
teekend en, voor zooverre doenlijk bleek, aangewezen.
Zoowel onder het voorafgaande bewind van Beijeren als
nu besprokene, kwamen allerlei veranderingen voor