86
DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ.
zeggen. De aldus genoemde boven omschreven land
streek moet zijn naam hebben ontleend aan die Haghe,
vóórdat die plaats, na den bouw van het koninklijk
paleis, ’s-Gravenhage geworden was. En dat Haag-Ambacht
vóór dien tijd reeds bestond, blijkt nog ten overvloede
uit een brief in 1291 geschreven door den abt van het
klooster Echout te Brugge, aan wien de zorg voor het
klooster te Loosduinen was opgedragen. Hij schrijft daarin
dat zekere Philips van Duivenvoorde pogingen deed, om
zich meester te maken van eenige goederen, die aan het
klooster te Loosduinen toebehoorden, en dat daaronder
behoorde een landgoed, genaamd Simonskamp, gelegen
in Haag-Ambacht, (in officio de Hagha) van welk land
goed het klooster reeds ongeveer veertig jaren het rustig
en vreedzaam bezit had gehad. Uit dezen brief blijkt
dus, dat reeds 40 jaar vóór 1291 een landstreek den
naam van Elaag-Ambacht droeg, waaruit dan tevens
volgt, dat die Haghe, waaraan die streek haar naam
ontleende, reeds vroeger moet hebben bestaan.
Ik schreef boven dat lang vóór de stichting van het
Binnenhof een adellijk geslacht zich reeds naar die Haghe
had genoemd. Immers onder de edelen in grooter esti-
matiën ende weerde in Holland onder de Graven Dirk VII
en Floris IV wordt vermeld Aelbrecht uijten Haege. Dit
adellijk geslacht schijnt niet lang te hebben gebloeid,
althans ik vind het niet meer vermeld na 1272, toen in
een strijd tegen de Friezen sneuvelden onder de Hol-
landsch EdelenWerenboldus uyten Hage (ex Haga) en
zijn zoon Albertus benevens Bernardus ex Haga die echter
bij Wagenaar uit den Enge wordt genoemd. Wel komen
in de 15° en i6e eeuw hier te lande nog personen
voor, die den naam voerden van Utenhage en Uettenhage;
zoo zij echter tot het oude geslacht ex Haga mogten
hebben behoord, dan was dit tot den burgerstand vervallen.