DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ.
90
van
wagten te stellen en
en preservatie van
van den Hage, als
speurd. De omvang en het aanzien van den Haag waren
nog betrekkelijk geringde schepenen zullen den lust
of den moed nog niet gehad hebben, om zich tegen
hooger gestelde machten te verzetten en het Hof zal de
perken zijner bevoegdheid niet hebben trachten uit te
breiden, al ware het slechts uit ontzag voor den landvorst,
die al was hij in Holland slechts Graaf, toch tot de
machtigste vorsten van Europa behoorde, en die ver
boven het Hof stond, terwijl in later jaren de leden der
Staten van Holland op de maatschappelijke ladder eigen
lijk de gelijken der Raadsheeren waren.
Bij het begin der troublen weken de meeste Raads
heeren naar Utrecht, doch Prins Willem richtte in 1572
een nieuw Hof op in den Haag, dat echter spoedig
daarna, bij gelegenheid van het beleg van Haarlem naar
Delft verhuisde. Eenige jaren daarna wendde de magistraat
van den Haag zich met het dringend verzoek tot den
Prins, dat hij het Hof toch zou gelasten om naar den
Haag terug te keeren, met allerlei schoone beloften over
den eerbied, dien men het Hof steeds zoude bewijzen.
De Magistraat schreef toen tevens aan het Hof: „mits
„de supplianten (henluiden bekennende subjecten te zijn
„van U mijn Heeren, als weesende Souveraine en Pro
vinciale Regters) hem in alles sullen conformeeren
„alsulcke Ordonnantiën, hetzij van
„anders, dienende tot bescherminge
„den voorsz. Vlekke en Ingezetenen
„U mijn Pleeren beduncken en ordonneeren sullen, nut
„en oirbaerlyk te zijn”.
Later toen ter gelegenheid van een geschil tusschen
het Hof en de Schepenen ontstaan wegens de vervolging
van den Haagschen boekverkooper van Balen door het
Hof, de heeren van den Haag een hoogen toon aan
sloegen en zich bij de Staten beklaagden over de hande-