94 DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ. eeuw was er een geschil tusschen het Hof en Schepenen, daar het Hof volhield bevoegd te zijn, om een curator te benoemen in een insolventen boedel, omdat tot dien boedel o. a. behoorde een onverdeeld aandeel in de nalatenschap eener weduwe, wier man in zijn leven Suppoost van het Hof geweest was. En het Hof ging nog verder. Een der voornaamste privilegies van de burgers der steden en van de bewoners van het platte land, was, dat niemand van zijn natuur lijken rechter mocht worden afgetrokken, dat wil zeggen, dat ieder mocht terechtstaan voor zijn eigen Schepenen, en dat deze het onderzoek der zaak moesten voeren. Dit voorrecht werd uitdrukkelijk bevestigd bij het Groot Privilegie, waarin was bepaald: „dat die van onsen „Rade hen niet en sullen onderwinden, kennisse te „nemen in die eerste instantie van saken, die tot kennise „van de steden of Dorpen behooren”. Desniettegenstaande achtte het Hof zich bevoegd, om in alle proceduren, die het tot zijn competentie rekende, de burgers niet alleen uit den Haag maar uit alle plaatsen van Holland en Zeeland voor zich te dagen, zoowel in burgerlijke als in strafzaken, in de laatste, zoowel als verdachten of beklaagden of als getuigen. Hoeveel moeielijkheden dat in den Haag gaf, zal bij de nadere behandeling der jurisdictie-geschillen blijkenhier vermeld ik enkele gevallen, die in andere plaatsen voor vielen, en die aantoonen, dat zelfs in kleine steden en op het platte land de Gerechten hun eigen bevoegd heid en de rechten hunner justitiabelen met kracht wisten te verdedigen. In Januari 1666 ging een deurwaarder van het Hof naar Rotterdam, om gevangen te nemen zekeren Abraham Hunnebo, knecht in de brouwerij ’t Lam van Marinus Groeninx: reeds had hij zijn arrestant aangehouden en

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1903 | | pagina 111