96
DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ.
gerechte van Tienhoven, en dus onder hunne jurisdictie,
met verzoek dat de Staten niet zouden toelaten, dat het
Hof dergelijke exploiten onder hunne jurisdictie zou
laten doen; den 12 Februari van het volgende jaar
besluiten de Statendat de judicature over het geschil
moest worden gelaten aan den rechter van den lande
van Vianen en Ameide.
Zekere Mr. Pieter Mogge, te Zierikzee overleden, had
tot zijne executeurs-testamentair aangesteld: Mr. Cornelis
de Ville, Jacob de Witte, heer van Elkerzee en Bruinisse
Burgemeester en Raad van Zierikzee en Jacobus van
Ysselstein, notaris aldaar. Na den dood van de Ville
kregen diens erfgenamen geschil met de beide over
blijvende executeurs en met de erfgenamen Mogge; zij
verzochten en verkregen van het Hof op 14 Augustus 1759
een bevel van comparitie voor den Hove. De deur
waarder de Bruijne reisde van den Haag naar Zierikzee
om het bevel te beteekenen, maar toen hij bij Burge
meester de Witte zijn exploit wilde doen, werd hem dit
niet alleen belet, maar hij werd zelfs in de gijzelkamer
gevangen gezet. Hij beklaagde zich daarover bij het
Hof, dat den Baljuw van Zierikzee gelastte, om den
deurwaarder in vrijheid te stellen en hem behulpzaam
te zijn in het doen van zijn exploit. Tevens werden de
President-Burgemeester de Jonge van Campen-Nieuwland
en de Schepenen opgeroepen, om zich op 3 September
daaraanvolgende voor het Hof over hun gedrag te komen
verantwoorden.
De Heeren hadden natuurlijk volstrekt geen zin om
aan die oproeping gevolg te geven; in stede van naar
den Haag te gaan, schreven zij aan het Hof dat het
bevel van comparitie in strijd was met het accoord in 1674
tusschen de Staten van Holland en Zeeland gemaakt, en
zij verzochten, dat het Hof de erven de Ville zoude