DE JL'RISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ.
97
verwijzen naar het College van Schepenen van Zierikzee.
De Baljuw zijnerzijds antwoordde, dat hij de bevelen
van het Hof niet konde opvolgen, omdat hij in de ver
gadering der Schepenen was binnengeroepen, en hem
daar was aangezegd, dat hij zich met de zaak van den
deurwaarder niet had te bemoeijen, en dat de Staten
van Zeeland het gedrag der Schepenen goedkeurden.
Op 25 September kreeg het Hof op nieuw een schrijven
van den deurwaarderde stadsbode was hem komen
mededeelen, dat de Raad hem uit het arrest wilde ont
slaan, zoo hij geld stortte of zekerheid stelde voor de
betaling van alle reeds gemaakte of nog te maken kosten;
en nu vroeg hij aan het Hof, wat nu te doen. Het Hof
weigerde hem de toestemming om te betalen of zekerheid
te stellen en riep Burgemeester en Schepenen ten tweede
male op, om zich voor den Hove te komen verantwoorden.
Die oproeping, waaraan weder niet werd voldaan, werd
door den Magistraat beantwoord door het nemen van
strenger maatregelen tegen den deurwaarder. De President-
Burgemeester kwam hem persoonlijk aanzeggen, dat hij
voortaan de kamer, die hij in een logement betrokken
had, niet meer mocht verlaten, en dat een stads-dienaar
voortaan ’s nachts de wacht voor zijn deur zoude houden.
Hij zat dus nu gevangen, maar dat duurde niet lang.
Hetzij dat de Magistraat begreep, dat hij te ver was
gegaan, hetzij dat hij inzag, dat de kosten ten slotte
zoo hoog zouden oploopen, dat de deurwaarder ze on
mogelijk zoude kunnen betalen.- hij toonde zich al zeer
spoedig geneigd, om tot zachtere middelen zijn toevlucht
te nemen, als de gemaakte kosten maar betaald werden.
Men deed dus den deurwaarder aanzeggen, dat hij voortaan
zich vrij in de stad zoude mogen bewegen, mits hij op
zijn woord van eer beloofde, de stad niet te zullen ver
laten, vóórdat de zaak der kosten zoude zijn geregeld;
7