DE JURISD1CTIE-GESCHILLEN, ENZ.
99
en
Zooals ik boven schreef ging aanvankelijk alles goed
verzocht het Hof den deurwaarder te
het exploit buiten werking te stellen.
aan het Gerecht te
v. d. Broek daarop
koopman, die vroeger te Amsterdam had gewoond
zich thans te Vianen bevond, den boedel van Di Isak
had in beslag genomen en den Armeniër zelf had op
geroepen om voor het Hof te verschijnen; het exploit
werd, waarom blijkt niet, beteekend aan de persoon van
George Johannes Hammius, Schepen in het Gerecht te
Ameide; het Gerecht, achtte daardoor zijn Jurisdictie
geschonden en
corrigeeren en
Tevens deed het Gerecht een klagt aan Gecommitteerde
Raden, die de directie over het domein Vianen voerden.
Toen desniettegenstaande Hammius zelf werd opgeroepen,
om voor het Hof te verschijnen, herhaalde het Gerecht
zijne klachten, waarop Gecommitteerde Raden aan het
Hof schreven, dat zij beide klachten gekregen hadden en
die niet ongegrond vonden, zoodat zij vertrouwden, dat
het Hof de aanleiding daartoe zoude doen ophouden en
het gebeurde ten spoedigste remedieeren. Het Hof stelde
die missive in handen van Raden Commissarissen, die
evenwel daaromtrent nooit rapport uitbrachten.
In 1765 werd een burger van Leiden, Jan van den
Broek opgeroepen, om voor Commissarissen van het
Hof gehoord te worden, zonder bijvoeging of dit zoude
zijn als beklaagde of als getuige. Hij wendde zich tot
den Magistraat, die den Hove kennis gaf, dat zijn burger
niet zoude verschijnen, maar zoo het Hof vraagpunten
wilde overzenden, zou de Magistraat zelf van den Broek
daarop hooren. Het Hof antwoordde, dat het zijne be
voegdheid, om een Leidsch burger op te roepen, hand
haafde, maar dat het vraagpunten
Alkemade gezonden had, opdat dit
in verhoor zoude nemen.