io3 DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ. ter terwijl de Baljuw van de buitenlieden hierin deze wijzigingen en die voortaan zoude kunnen verkrijgen op het Buitenhof, plaatse door den Procureur-Generaal aan te wijzen, den Haag werd vermaand, dat hij geen hinder zoude aandoen. Met bijvoegsels, werd verder in het Placaat de Brood-keur goedgekeurd, voor zoover zij de Edelen en Suppoosten betrof. Het Placaat werd ter audiëntie van de Rolle van het Hof gepubliceerd en den eersten deurwaarder werd ge last het op de gebruikelijke wijze af te kondigen van den pui van het Stadhuis van den Haag en voorts te Delft, te Rijswijk en te Voorburg en elders, waar het noodig zoude zijn. Toen evenwel de deurwaarder op de gebruikelijke wijze, dat is, met klokgelui het Placaat voor het Stadhuis van den Haag wilde afkondigen, werd hem het luiden der klok geweigerd en moest hij onver- richterzake vertrekken. De Baljuw en de Burgemeester Jan Cocq, werden daarop op 23 Maart opgeroepen, om zich voor het Hof over die weigering te verantwoorden. De Baljuw zeide, dat hij over het luiden der klok niets te zeggen had, en de Burgemeester, dat men het luiden der klok wel niet stellig geweigerd had, maar dat men vooraf eene copie der publicatie had wenschen te ont vangen, omdat men in eene zaak, die zoozeer indruischte tegen de rechten van den Haag, zoo maar niet, zonder eenig onderzoek, zijne medewerking konde verleenen. De Magistraat kwam van het Placaat in hooger beroep bij den Hoogen Raad, die eene provisie (voorloopige beschikking) gaf tegen het Placaat. De Commissarissen van den Hove, die door het hoogste rechtscollege over de zaak gehoord werden, trachtten tevergeefs de intrekking der provisie te verkrijgen; het eenige wat zij verwierven was de belofte, dat de zaak niet met open deuren maar in eene gesloten zitting zoude worden bepleit. Het is

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1903 | | pagina 120