DE JURISDICTIE-GESCH1LLEN, ENZ.
Ill
klarendat Schepenen van den Haag even zoo goed
recht en justitie doen in naam der Hooge Overigheid
(Overheid) als het Hof: dat het Schavot aan de Grafe
lijkheid toekomt en dat het op kosten der Grafelijkheid
is gemaakt en steeds wordt onderhouden, en dat het
aldus gemeen moet zijn voor de justitie der Grafelijkheid,
zoowel die door het Hof, als die door den Haag wordt
uitgeoefend; dat in oude sententiën staat, dat de ge
vangenen zouden worden gebragt op het schavot van
den Haag; dat daaruit volgt, dat het schavot altijd is
aangezien als te zijn, het schavot van den Haag; dat
daarop ook steeds door de justitie van den Haag is
onthoofd en gegeeseld; dat het hangen wel geruimen
tijd buiten den Haag is geschied, maar dat daaruit nog
niet volgt, dat het op het schavot niet mogt gebeuren
dat, als het Hof eene privilegie konde toonen, dat het
schavot alléén was bestemd voor de executies van het
Hof, zij het Hof niet in zijne rechten zouden willen
verkorten.
De Raadsheeren van den Hove, die met de Haagsche
magistraten waren bijeengekomen, antwoordden hierop
dat het schavot steeds was geweest de plaats der
executies van het Hof, dat steeds in het bezit daarvan
was geweest en den sleutel bewaarde; dat het ongerijmd
was, te vorderen dat het Hof zijn recht op het schavot
zoude bewijzendat het er niets toe doet, dat het schavot
is gemaakt ten koste der Grafelijkheid, en dat het Hof
en de Magistraat van den Haag beide recht spreken op
naam der grafelijkheid; dat beider jurisdicties gescheiden
zijn en evenzoo beider plaatsen van executie, zooals te
zien is in beider verschillende galg-plaatsendat den
Haag wel herhaaldelijk het schavot heeft gebruikt, maar
steeds na voorafgaand verzoek; dat het Hof ook nu in
het vervolg, het gebruik van het schavot wil toestaan,