I 12
IV.
DE JURISDICTIE-GESCHILLEN ONDER VIGEUR VAN DE
PROVISIONELE ORDRE VAN 1614.
DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ.
maar dat het begeert, dat de Baljuw telkens vooraf
daartoe consent zal vragen, of om de sleutels zenden
dat men van den Haagschen Magistraat meer discretie
had verwacht, en niet dat die de plaats, waar het Hof zijn
executies houdt, twijfelachtig zou stellen, alsof het Hof
justitie deed op een plaats, die onder de Jurisdictie van
den Haag behoorde; eindelijk dat de woorden het schavot
in oude sententies ook op een ander schavot betrekking
kunnen gehad hebben. De Raadsheeren eindigden met
de vermaning: dat de Heeren van den Haag tevreden
moesten zijn, met den ouden toestand te laten blijven
bestaan, zooals hunne voorzaten in officie dat ook gedaan
hadden.
De Magistraat nam dien raad ter harte, want hij heeft
sedert geen aanspraken meer op ’s Hofs schavot gemaakt,
maar steeds, zoo hij het noodig had, het tijdelijk gebruik
daarvan gevraagd.
Ik stel mij voor de jurisdictie-geschillen in drie ver
schillende afdeelingen te behandelen naar mate zij
betrekking hadden op burgerlijke-, straf- of administra
tieve zaken.
Vooraf een paar algemeene opmerkingen.
Het is hoogst merkwaardig, dat de jurisdictie-questies
zoo ongelijk voorkomen. Soms leven de beide colleges,
het Hof en de Haagsche Magistraat in de beste harmonie
te zamen en gebeuren er van weerskanten feiten, die,