HET HUIS VAN JOHANNES WTENBOGAERT
4
Die koop ging eerst 17 Mei 1597 door. Later werd
bepaald, dat Wtenbogaert levenslang dit huis het zijne
noemen mocht en dat bij zijn dood aan de weduwe
3600 pond zou worden uitgekeerd.
Wtenbogaert woonde daar de eerste jaren niet rustig.
In een brief 26 Febr. 1602 2) klaagt hij over den last,
dien men hem maakt „op het erftken voor zijn deure”.
Bij den koop had hij ook bedongen de actie over te
nemen, die Schouten had op den grond voor het huis,
ofschoon er niet veel bewijzen voor waren. Hij woonde
daar nu vier jaren, sinds 98, en had in dien tijd van
het servituut geen werk gemaakt, en nu kwamen allerlei
„schermmeesters, tappers, snappers, ja roffioenen ten
naasten bij”, en vragen aan de Rekenkamer verlof daar
te mogen timmeren. Gewaarschuwd door fatsoenlijke lieden,
vroeg Wtenbogaert nu verlof dit terrein voor zijn deur
te mogen omheinen op eigen kosten. Dit werd toegestaan
en zoo lag het grootste gedeelte van dit erf daar voor
hem „zonder eenig profijt”. De rekenkamer, die vroeger
aan enkelen verlof tot bouwen gegeven had, zag nu geen
kans om het „schandelike regiment” daar gehouden te
verbieden. Zoo was het aan den Hofcingel al in de
I7de eeuw niet pluis. 3)
In 1606 kwam er in Wtenbogaerts leven eene groote
verandering, die ook op de plaats zijner woning van
invloed zou zijn. Na den dood van zijne eerste echtgenoote
Anna van den Broeck, trad hij in het huwelijk met
Resolutie Holland 5 Januari 1598.
2) Brieven I, blz. 53 54 bij Rogge: Wtenbogaert I, 76 noot
2, moet dus gelezen worden in plaats van: „het erf achter zijn
huis” vóór zijn huis. Van de inrichting tot tuin is geen sprake.
3) De opene ruimte voor het huis aan den Hofcingel wordt
duidelijk weergegeven op den plattengrond van 1570 bij de
Riemer, ’s-Gravenhage blz. 85.