116
DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ.
aan den President terug te geven. Maar de Secretaris
had de zaak reeds in de Vergadering van den Magistraat
besproken, en het antwoord op ’s Hofs brief werd dan
ook gegeven, door Schout, Burgemeesters en Schepenen
van den Haagdit antwoord hield in, dat dit een nieuwig
heid was, die nog nooit was voorgekomen, en dat zij
de bewuste acte terugzonden in de overtuiging, dat het
Hof die alleen terug vroeg, om ze te kunnen vernietigen.
Het heeft al den schijn, alsof het Hof zelf de moeijelijk-
heid der zaak inzag en met de betrokken personen een
middel zocht, om er een goed einde aan te maken.
Althans het Hof gaf de acte, of een nieuwe dergelijke,
niet aan het bruidspaar, wat wel het meest voor de
hand lag, maar de bruidegom verzocht aan het Hof op
grond van de Resolutie van 1678 ontheffing van de
drie Zondaagsche geboden. Al waren nu de zwaar
wichtige redenen, noodig voor het toestaan van het
verzoek, niet aanwezig, het Hof maakte geen enkel
bezwaar; de gevraagde vergunning werd verleend, fluks
werden vóór de groote zaal de drie geboden achter
elkander afgekondigd, waarop de Griffier van het Hof
aan den bruidegom eene acte gaf, inhoudende, dat de
drie huwelijks-proclamatiën behoorlijk en zonder ver
hindering hadden plaats gehad, en dat derhalve het
voorgenomen huwelijk in facie Ecclesiae konde worden
gesolemniseerd.
In het begin van het jaar 1748 stierf in den Haag
Johan Joachim Winthuizen, medicinae en Stadsdoctor,
zijne nalatenschap in een zeer betreurenswaardigen toe
stand nalatende. Op verzoek van eenige schuldeischers.
benoemden de Schepenen van den Haag een curator en
op verzoek van den executeur-testamentair deed het
Hof hetzelfde. Beide beriepen zich voor hunne bevoegd
heid op de provisionele ordre van 1614; het Hof