DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ, II9 Hof die van Geisweijt, beide met een acte van non- prejudicie, d. i. een verklaring, dat het recht der weder partij door die schikking onverkort bleef; voorts werd een voorstel van den Haagschen Magistraat aangenomen, dat beide colleges te zamen eene commissie zouden benoemen, om het over de punten in geschil eens te wordenwat niet tot klaarheid konde worden gebracht zoude in een later Besoigne worden beslist. Zoo konden de beide processen eindelijk voortgang hebbende bedoelde commissie is evenwel nooit benoemd, althans zij heeft nooit iets uitgevoerd. Op 2 April 1756 vervoegden zich bij Schepenen, commissarissen voor huwelijkszaken in den Haag, Her manns Elfring, Schout en Gaardermeester van Odijk en Overlangbroek in de provincie Utrecht en Helena Catha rina van Assendelft, dochter van wijlen Mr. Dankert van Assendelft, advocaat, weesmeester en postmeester in den Haag en van Anthonia van Steelant, met het verzoek om in ondertrouw te worden opgenomen, en dat hun de gewone huwelijks-proclamatiën mochten worden vergund. Daar het niet bleek, dat de toestemming van de moeder der bruid was verleend, riepen Schepenen deze op, om zich daaromtrent te komen verklaren. Maar Mevrouw van Assendelft antwoordde, dat haar man was geweest advocaat en dus Suppoost van den Hove, en dat zij zulks dus ook was en dat zij alleen aan het Hof hare bezwaren zoude kenbaar maken. Schepenen antwoordden haar dat zij op dat schrijven geen acht konden slaan, maar Mevr. v. Assendelft had zich al tot het Hof ge wend en had bekomen een mandament poenaal (een beschikking waarbij met een strafrechterlijke vervolging werd bedreigd) tegen Banco Roelof van der Meulen, door Schepenen aangesteld tot curator ad lites voor de bruid, en tegen alle anderen, des noods tegen het voort-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1903 | | pagina 136