DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ.
122
omdat hij ook Weesmeester was geworden; daarenboven
hij postmeester geweest en daar het jus postarum
regale principis, was dit een reden te meer
hij niet subject was geweest aan de judicature
over
Elfring en Helena
Wet of het gerecht
tember d. a. v.
van het Hof gelezen, dat daarop besloot het mandament
poenaal in te trekken, terwijl de door het Hof benoemde
curator als zoodanig op 27 October op zijn verzoek
ontslagen werd,
was
was een
waarom
van den Haag.
De Magistraat antwoordde hierop, dat een advocaat
zeer zeker een Suppoost is, doch dat de enkele formali
teit der jaarlijksche recensie zonder het uitoefenen van
het ambt zelf iemand niet tot Suppoost maakt; maar al
ware dit anders, door het Weesmeesterschap aan te
nemen, heeft de overledene zeer zeker alle voorrechten
van het Suppoostschap verloren. Immers de Weesmeesters
zijn stads-beambten en dus onderworpen aan de judicature
der steden en terwijl het vaststaat, (art. 9 der prov.
ordre) dat een Suppoost, burgerlijke neering doende de
voorrechten van zijn eersten stand verliest, evenzoo ge
schiedt dit, wanneer een Suppoost een stads-ambt bekomt
en in vasten dienst van de stad overgaat. En wat het
postmeesterschap betreft: dat is hier te lande nooit een
regale principis geweest; aanvankelijk bestond het brieven
vervoer uit bodenambten en stedelijke contracten; later,
toen dat vervoer zich meer uitbreidde, werden op vele
plaatsen de postmeesterschappen stedelijke bedieningen.
Na wikken en wegen (de Memorie van den Magistraat
was van 21 Mei) beslisten de Staten van Holland op
29 Julij 1756 dat de cognitie en judicature ter eerster
instantie over den voortgang van het huwelijk van
van Assendelft werd gebracht voor de
van ’s-Gravenhage. Eerst den 6 Sep-
werd die resolutie in de Raadkamer