HET HUIS VAN JOHANNES WTENBOGAERT.
5
1) Aanvulling
Aanvulling van hetgeen Dr. Rogge schreef: Wtenbogaert
II 53 uit het Oud-Archief der Gemeente ’s-Gravenhage.
Zij stierf 23 April 1640. Haar lijk werd 29 April begraven
in de kloosterkerk in de grafstede van den Raadsheer van
Beaumont, wiens zoon met de kleindochter van Maria uit haar
eerste huwlijk was gehuwd 10 October 1631. Zie hierover
Rogge: Wtenbogaert III 274. De opgave van hare grafplaats
dank ik aan de welwillendheid van den Heer Servaas van
Royen, gemeente-Archivaris te ’s-Gravenhage. Haar portret
door Mierevelt uit het jaar 1637 is te vinden in de collectie
van Mevr, de douarière Hooft Graafland van Schooten Vlie
land—Hooft Graafland te Utrecht. Over dit portret en de
portretten van Wtenbogaert, hoop ik te gelegener tijd elders
te handelen. Het hier bij afgedrukte portret bevindt zich op
het Gemeente Museum te ’s-Gravenhage, volgens teekening
van J. Cats 1786.
Maria Petitpas, weduwe van Franpois-aux-Brebis, uit
Wesel. Den 5den Maart 1606 werd het paar in ondertrouw
opgenomen, en den 2den April werd het huwelijk in de
Groote of St. Jacobskerk te ’s-Hage voltrokken. x) Zij
was van vroeger met den veld- en hofprediker bekend,
en had op diens verzoek, den jongen predikant Rosaeus,
die later zulk een bittere tegenstander worden zou, te
Wezel geherbergd, zoodat zij in 1607 ook geen bezwaar
zag Rosaeus, bij zijne intrede in ’s-Hage, met de kinderen
en zijne kranke vrouw in het huis aan den Hofcingel
op te nemen. Met welken bitteren haat heeft Rosaeus die
gastvrijheid vergolden Maria Petitpas had eenig vermogen
Zij liet bij haren dood aan Wtenbogaert het vruchtgebruik
van ƒ18500 na. 2) Zij heeft met haar vermogen den
balling Wtenbogaert gesteund, hem eene woning ver
zekerd na zijn terugkeer, en in zijne brieven verklaarde
Wtenbogaert herhaaldelijk, dat zijne vrouw hem van het
hare had onderhouden.
Wtenbogaert heeft in en na 1606 zijn huis menige
verbetering doen ondergaan, natuurlijk met verlof van