DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ. 123 r) Solliciteurs militair waren personen die in hoofdzaak zich belastten met de prompte uitbetaling der soldijen, waarvoor zij het bedrag uit 's lands kas terug ontvingen. Sints 1676 werden 36 gegoede en bekwame personen als zoodanig benoemd en na hunne benoeming beëedigd. Sints 1754 bestond er tusschen het Hof en de Haag- sche Magistraat een geschil, waarin beide partijen een zeer bijzonder belang stelden, de vraag namelijk of de Solliciteurs militair suppoosten waren of niet. Ik zal dit geschil uitvoerig behandelen bij de geschillen over administrative zaken. Een dezer lieden, Jan van den Berg, geraakte in het eind van 1763 in staat van onvermogen, waarop eenige crediteuren aan het Hof verzochten, een curator te be noemen in dien insolventen boedel. Het Hof voldeed hieraan, waarop de Magistraat schriftelijk vroeg op welken grond het Hof die benoeming gedaan had. Het antwoord was, dat van den Berg onder het Hof ressor teerde, dat de crediteuren aan het Hof de benoeming verzocht hadden en dat op de bijeenkomst der schuld- eischers niemand de bevoegdheid van het Hof in twijfel had getrokken. De Magistraat verzocht dat het Hof de curateele zoude opheffen, of althans de zaak in statu quo zoude houden, totdat de Staten weer vergaderd zouden zijn, omdat de Magistraat zich bij dezen wilden beklagen. Het Hof sloeg hierop weinig acht want op 9 Januari 1764 werd besloten, om den verkoop der onroerende goederen die op 10 en 13 d. a. v. bepaald was te laten doorgaan. De Staten vroegen de meening van het Hof omtrent het bezwaarschrift van den Haag, ik vind dat op 5 February een rapport werd vastgesteld en aan de Staten verzonden, maar de afloop der zaak is mij niet bekend geworden. Op 22 Maart 1765 stond in de Haagsche courant eene

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1903 | | pagina 140