TUINEN, VOORHEEN IN EN OM HET BINNENHOF. 145 dit voornemen tot werkelijkheid brachten, moet het Binnenhof binnen muren zijn omsloten geworden en zijn tusschen de verschillende gebouwen binnen die ommuring pleinen ontstaan, waar vermoedelijk hier en daar opgaand hout bescherming tegen de verzengende zonnestralen zal hebben gegeven en enkele koele plekjes geschikt zullen zijn geweest om zich een wijle kalm te verpoozen bij warmen zomerdag. Eigenlijk gezegd is er ten opzichte van tuinaanleg binnen den hove, tusschen de jaren 1250 en 1350, zoo goed als niets bekend; maar veilig mag men wel aan nemen, dat het hof destijds niet zonder boom en zonder schaduw zal geweest zijn. De naaste omgeving is voor dien tijd wel bekend; zij bestond vooreerst uit den „Nederhof” met zijn stallen en schuren, koren en hooibergplaatsen, hokken en kooien voor pluimgedierte, enz. enz.; vervolgens uit den aan- sluitenden „boomgaard”, aan de zuidzijde van den hof; dan verder, oostwaarts van het Binnenhof, uit den „Kool tuin en de Pooten” met daaraan sluitende „Koekamp” en eindelijk ten noorden van den hof, uit den „Voorhout”. i) Waarschijnlijk is ongeveer tegen het laatst dezer periode gegraven de vierkante „Vijver”, is verder met dien uit komenden grond het eigenlijke hof opgehoogd en de tegenoverliggende „Vijverberch” in een deel van den oorspronkelijken „Voorhout” opgeworpen. 2) Pas eerst onder het bewind van den Beijerschen Hertog Willem V bemerkt men een en ander omtrent geregelden tuinaanleg binnen den hove. Men verneemt namelijk nu en dan uit de rekeningen van zoogenaamde „prieelen”, zonder dat eigenlijk blijkt hoe deze juist waren ingericht. Alleen valt af te leiden, dat deze tuinen lagen op den afgesloten achterhof en in ’t bijzonder behoorden bij 10

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1903 | | pagina 167