146
TUINEN, VOORHEEN IN EN OM HET BINNENHOF.
enkele voorname kwartieren in dien hof. Hoofdzakelijk
bemerkt men pas later, dat deze prieelen gelijk te
stellen zijn met bepaalde tuinenin de 14de eeuw blijkt
toch alleen, dat men met riet overdekte „zitjes” aanlegde,
die hoogstwaarschijnlijk wel door lommerrijk boom- en
struikgewas zullen zijn omgeven geweest. Het schijnt
verder, dat zich binnen den hove aanvankelijk slechts
een enkele linde bevond, t. w. in den pastoorstuin,
onmiddellijk oostwaarts van de kapel; beuken en iepen,
maar vooral eiken, zullen in groot aantal aanwezig
geweest zijn. Mede in verband met mededeelingen van
jongeren datum, kan met vrij groote zekerheid worden
aangenomen, dat naast den pastoorstuin werd aangetroffen
een aansluitende tuin noordwaarts van de groote zaal,
verder een tuin noordwaarts van de oude zaal, z. g.
achter de kamer van den Graaf, en een aangrenzend
dergelijk lustoord „voor de jonkvrouwen kamer”, t. w.
oostwaarts van de Oude Grafelijke woning, in het alge
meen bekend als „groot prieel” s).
Onder Hertog Albrecht (1358—1404) genoot het
Binnenhof de eer het vorstelijk gezin bijna onafgebroken
binnen zijne muren te zien; het hofleven schijnt toen
een huiselijk gezellig karakter te hebben gedragen. De
valken en jachthonden en fiere rossen vonden toen zorg
vuldig onderkomen op den Nederhof; langs den Vijver-
berch door de Voorpoort van den hove verliet de Hertog
met zijn gezelschap den hof, wanneer hem het jachtvermaak
in den Hout aanlokte; menig stuk grof wild en menige
jachtvogel zal dan den geoefenden schutter niet zijn
ontkomen, niettegenstaande haastigen sprong of snelle
vlucht. Over den Nederhof en over den Voorhof van
den hove werd de verkregen buit teruggevoerd, om aan
de Hertogin en hare edelvrouwen te worden getoond en
aangeboden. Op andere oogenblikken waren daarentegen