TUINEN, VOORHEEN IN EN OM HET BINNENHOF.
155
en ver-
dien opstand
verschillende
ingenomen het „rondeel'” aan den vijver, dat vermoedelijk
in dien vorm tot stand kwam in 1568 en anders geheel
vernieuwd werd in 1599. Ter andere zijde nam het groot
akerland dan een einde aan de tegenwoordige Hofstraat,
bij het in de 16de en 17de eeuw zeer bekende erf
„de Witte Molen” 15).
In deze zelfde dagen treft men bovendien aan nog een
paar kleine beluwde plekjes, noordelijk en zuidelijk van
de Groote zaal. Aan die eene zijde, aan den vijver en
onmiddellijk ten oosten van de kapel, bleef langs het
middenplein van het Binnenhof over een vierkant be
groeid pleintje, geheeten het „Groenewout”, overblijfsel
van het oude „papenprieel” van 1350. Ten zuiden der
zaal, ongeveer ter plaatse of in de buurt van het nog
bestaande „Goudsmidskeurhuis”, vond men den „bleychoff”,
eerst van den bewaarder der librarie, Heer Willem
Snouckaert, daarna van den Stadhouder Graaf Maurits
of van diens Raad. Dat bleekveld of de „lavanderij” stond
in verbinding over de hofgracht met een terrein binnen
het Groot akerland nabij den „Witte Molen”. Als bleek
veld gaat het langzamerhand in den loop der 17de eeuw
te niet 16).
Bij den aanvang van den opstand tegen Spanje ver
loren het Hof en het omliggende die Haghe veel van
hun luister. Bestaande tuinen en pleinen zullen toen
hoofdzakelijk in een toestand van verwildering
woesting geraakt zijn. In de eerste jaren van
tot circa 1585, toen de Stadhouder en
regeeringscolleges zich pas eerst met zekerheid bleken
te kunnen blijven vestigen binnen den Hove, verneemt
men dienaangaande dan ook niet veel. Alleen de Stad
houder Bossu beval in 1570 nog een belangrijk werk,
t. w. het geheel opnieuw opmaken van den boomgaard
met zijn zomerhuis, naast het akerland, welke in 1517