8
HET HUIS VAN JOHANNES WTENBOGAERT.
die gesproken heeft over twee huizen, die
zou bezeten hebben, is geweest
t) De eerste,
Wtenbogaert op den Hofcingel
de Heer Frederiks in den Ned. Spectator van 1871 blz. 304.
Voor deze en zijne verdere beweringen werden geen gronden
aangevoerd Volgens hem zou het eene huis door Rosaeus,
het andere door Coenen een hoveling zijn bewoond, en beide
huizen later door Mr. Jacob le Petit zijn verbouwd, hoewel
het ook daarna nog steedshet huis van Wtenbogaert heette.
Het Kohier van het Haardstedegeld over 1627 folio 68verso en
69 in het Oud-Archief van 's-Gravenhage bewijzen dit.
2) Leven, blz. 443 vlg.
van haren echtgenoot terug te krijgen. Met het jaar 1626
toen Wtenbogaert terugkwam, opende haar goede zorg
een tweede tijdvak van woning.
Voor dit eerste tijdvak geeft de hierbij afgedrukte
plattegrond den toestand weder, zoo als die was tot
7 Mei 1616, toen Maria Petitpas verlof kreeg de beek
langs het huis loopende te overwelven, nu zij 8 Juli 1615
in het bezit gekomen was van het huis naast de herberg
de Zwaan, zooals beneden nader blijken zal. Dit tweede
huis van Wtenbogaert werd tijdens zijne ballingschap
verhuurd aan zekeren Pieter Coenen x), kamerdienaar van
den Prins. Wij moeten om geregeld voort te gaan nu
vragen, hoe is het met Wtenbogaert’s woning gegaan
na zijne thuiskomst op 7 Dec. 1626?
Toen Wtenbogaert terugkeerde was zijn huis verlaten
door Goliaert en bezet door zijn tegenstander den be-
ruchten calvinist Rosaeus, die zich niet ontzien had de
brieven tusschen Maria Petitpas en Wtenbogaert gewisseld
te onderscheppen, en aan Gecommitteerde Raden in te
leveren, om zoo te voorkomen, dat hij er uitgezet werd,
daar in die brieven gesproken werd over de op te heffen
confiscatie der
Maurits leven,
woning 2). Rosaeus had dadelijk, nog bij
herhaaldelijk verzocht het huis te mogen