176
volgden de Zwitsersche Garde, eenige Cavalerie en
Staatsche regimenten, welke in den omtrek van den Haag,
te Loosduinen en te Monster werden ingekwartierd.
Alle oranjeteekens behoorden nu te worden afgelegd,
waartoe het Hof van Justitie van Holland en West-
Friesland en de Magistraat van ’s Gravenhage den 21®
Januari bij publicatie den ingezetenen lieten verzoeken
om de Fransche nationale cocarde in het vervolg te
dragen, aangezien de Franschen verklaard hadden hier
als vrienden te zullen komen. Daags daarna zag men
geen oranjeteekens meer, de meeste burgers droegen
niets, enkelen hadden zich met de Fransche nationale
cocarde op hun hoed getooid.
In den namiddag van den 22stei’ verscheen de dertig
jarige Fransche Generaal Moreau, geëscorteerd door een
sterk detachement Huzaren van het regiment van kolonel
Chamboran binnen de stad. De Generaal nam zijn intrek
in den Ouden of St. Joris Doelen en gaf daar de accolade
fraternelle aan de juichende Hagenaars, die zich om hem
verdrongen. Het escorte dat Moreau had begeleid, werd,
zooals Hurau ons in zijn dagboek mededeelt, „in de
Koningstal gelegd”, doch wat dit voor een bizonderen stal
kan geweest zijn en waar hij gelegen was is mij onbekend.
Daags na zijn komst deed Moreau met den Franschen
Generaal Salme, die in den avond van den 22,ten in de
residentie was aangekomen, het garnizoen van den eed
van den Stadhouder ontslaan en het beloven om niet
tegen de Franschen te dienen, zoolang de krijgsgevangenen
niet uitgewisseld waren.
Voorts lieten alle militairen, ingevolge het besluit van
Gecommitteerde Raden hun oranjecocardes af. Dit ge
schiedde den 23sten, den dag, dat den Haag, de eerste
groote Fransche troepenmacht binnen haar gebied te
aanschouwen kreeg, welke bij de Burgers in verscheidene
MEDEDEELINGEN OVER ’s-GRAVENHAGE, ENZ.