i8o MEDEDEELINGEN OVER ’s-GRAVENHAGE, ENZ. lottig gevolg hiervan was dat eenige dier Oranjeklanten door den Onderschout met behulp van Fransche militairen in hechtenis werden genomen. Onder de gearresteerden bevond zich een Scheveninger die de onvoorzichtigheid had begaan zich met Oranjelint te tooien hetgeen hem, als zijnde een gevaarlijk burger voor den staat, op een zware straf kwam te staan. Hij werd veroordeeld om, op het schavot voor het stadhuis, met roeden gegeeseld te worden, vervolgens zou hij voor vijf jaar in een tuchthuis worden opgesloten en nadat deze straftijd ver streken was moest hij ten eeuwigen dage worden verbannen. Met het oog op meerdere bestraffingen bleef het schavot, waarop behalve de geeselpaal zich ook nog een galg verhief, nog voorloopig bezijden het stadhuis staan. Eerst in den avond van den isten Pinksterdag den 24sten Mei werden die strafplegingsmiddelen, welke zeven weken lang aan den publieken weg waren blijven staan, op last van den garnizoens-kommandant, de Generaal Dumonceau, weggeruimd. Voor goed zou het schavot echter nog niet van het wereldtooneel verdwijnen, want strafplegingen als geeselen, een ooievaartje op den rug tot brandmerk te ontvangen of met een strop om den hals een paar uur voor de galg te pronk te staan schrikten het mensch- dom niet zoo spoedig af. Behoudens eenige strafplegingen wegens dieverij stond er in November een koopman, wonende op den hoek van de Poten en het Plein, te recht, die zich aan het verkoopen van Oranjecocardes had schuldig gemaakt. Het verbanningsvonnis werd over dien Oranjeklant uit gesproken, alsook over zijne dochter en eenige andere personen, die zeker de waar aan den man hadden helpen brengen. Als staatsgevangene was de Oud-Raadpensionaris Van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1903 | | pagina 202