200
bleef liggen. Schout
niet voldoende en
Stadhuis op water
den koop toe
HET ’s-GRAVENHAAGSCHE TUCHTHUIS.
die hem geld had willen afzetten, een paar tikken gegeven.
Ongelukkig voor hem waren er goede kennissen van haar
in de buurt, onder den vorm van zes of zeven ruiterkens,
die hem zoodanig toetakelden dat hij twee uur bewusteloos
en schepenen vonden deze afstraffing
lieten hem nog acht dagen op het
en brood zetten en banden hem op
voor zes jaar uit den Haag.
De tuchthuizen in Amsterdam en Utrecht hadden een
dubbel doeleinde n. 1. de werkverschaffing aan lediggangers
of de opname van personen, die zich slecht gedroegen en die
op verzoek van ouders of vrienden daarin werden geplaatst.
Het Haagsche ergasterium had behalve de bedelaars
nog een rubriek individuen, die zijn bouw noodzakelijk
hadden gemaakt. De Riemer (II blz. 646) qualificeert
deze als„verwilderde vrouwspersonen, die door haar
groote onkuisheid alle schaamte hebbende uitgetrokken
en die nu alhier voor eenen tijd door gedwongen geduld
de dertelheid haares vleesch moeten leeren temmen”.
Dit waren de meisjes, die in de sententies van schout
en schepenen altijd verweten wordt, dat zij op de
„cruysbaen” liepen en die de „onseggelijke” dingen
deden, waarvan sprake is in de bovengenoemde resolutie
van 7 Febr. 1659.
Schout en Schepenen hadden met deze verwilderde
vrouwspersonen heel wat te stellen, wat genoeg blijkt
uit het feit, dat van de tien sententiën, die zij velden er
meestal zeven waren ten laste van de cruysbaendames.
En alsof het tuchthuis nog niet daarmede vol genoeg
geraakte kwamen er soms ook nog verzoeken van ouders
tot opname van dochters, die niet wilden deugen.
Zoo werd 8 Februari 1763 zekere Haagsche schoone,