HET ’s-GRAVENHAAGSCHE TUCHTHUIS.
204
ijzere
sedert
wordt op hare beurt in de kooi gesloten. Nu neemt eigenlijk
het onmenschelijke van de straf een aanvang. Zonder eenige
gradatie in acht te nemen, wordt zij onmiddelijk met
eene altoos toenemende snelheid bewogen. Lang houdt
zij het echter uit eer zij bezwijkt; maar men geeft haar
geene rust. Nu links- dan rechtsom, altoos vlugger
bewogen wordende, begint haar het hoofd geheel
duizelig te wordenzij is niet meer in staat het op te
houden; de beweging der kooi volgende, draait en
wendt het zich op de geweldigste wijze, het schijnt
zich van het lichaam te willen scheuren. De adem, door
de versnelde beweging der lucht gebroken wordende, is
haar het vermogen van schreeuwen benomen; een akelig
gebrom doet zich uit hare beknelde borst hooren; haar
hoofd en haar bovenlijf vallen eindelijk op den linker
arm aan de traliën bestorven, neder; deze arm schiet
door de traliën henen, zich op twee plaatsen kwetsende.
Ik keer mijn gezicht om. Nog eenige draayen, en de
arm was gebroken.”
Deze straf werd o. a. toegepast op Grietje Broeks,
volgens eene sententie van 16 April 1722, aangezien zij
vleeschelijke conversatie” had gehad met mannen, die
haar somtijds een gulden en ook wel een zestehalve
hebben gegeven, werd zij „gecondemneert om in de cooy
te worden gedraayt” en voorts gebannen uit den Haag
voor den tijd van zes jaar.
Ook met de bordeelhoudsters zelve werd dit gruwelijke
spelletje uitgehaald, zooals blijkt uit een vonnis van
28 Dec. 1722:
„Alzoo Johanna Brouwers, alias platneus, oud 34jaren,
geboren tot Deventer, buyten pijn en banden van
bekent en beleden heeft, dat zij gevangene, nu
eenigen tijd herwaarts onder de Uyleboomen alhier een
hoerhuys heeft gehouden zoo is dezelfde gecondemneert