HET ’s-GRAVENHAAGSCHE TUCHTHUIS. 2O8 Dit misbruik om de gevangenen als menageriegedierte voor een dubbeltje te laten kijken heeft lang stand gehouden. In een gidsartikel (Gids 1859 bldz. 557) deelt Mr. G. H. M. Delprat, de Haagsche Rijksadvocaat hierover mede: „Nog herinneren wij ons uit onze jeugd, hoe in eene der aanzienlijkste steden van Holland en misschien elders evenzoo de publieke bezichtiging van het spinhuis en van de veroordeelden, bespottelijk uitgedost, met oranjekleuren opgesierd tegen een matig entreegeld onder de druk bezochte kermisvermaken behoorde.” Een der eerste binnenvaders van het Haagsche tucht huis had bovendien nog de bijzondere permissie om „voor d’een off d’ander goetvrient comende het voor- segde huys bezichtigen een kanne bier of wyn te mogen tappen.” Den bezoekers werd het dus wel genoegelijk gemaakt in deze tuchthuis taveerne. Maar niettegenstaande dat scheen de eerste cipier toch met finantieele moeilijkheden te kampen te hebben ver oorzaakt doordat hij voorschotten deed, die niet op tijd werden terugbetaald en ook omdat zij gevangenen in den kost kregen, die een paar dagen op de Prinsengracht logeerden, maar aangezien zij onder de Jurisdictie van het Hof van Holland vielen, naar de Gevangenpoort werden verhuisd. De cipier schoot op die gevangenen dan het geld voor kost voor, dat het Hof verplicht was aan de stad terug te betalen, maar bizonder vjug geschiedde zulks niet, wat wel voor een groot deel aan den administratieven omslag zal moeten geweten worden. Het duurde dan ook al niet lang of de Schout, Burgemeesters en Regeerders van de Residentie kregen eene memorie van klachten van de hand van den binnenvader Willem van Quackelvall, casteleyn van het nieuwe tuchthuis.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1903 | | pagina 230