209
i4
„MEMORIE AEN DE ED. ACHTBAERE HEEREN SCHOUT,
BURGEMEESTEREN ENDE REGEERDERS VAN
’s-gravenhage”.
HET ’s-GRAVENHAAGSCHE TUCHTHUIS.
Is eerbiedelijck door Willem van Quackelvall, casteleijn
van ’t nieuw tuchthuys alhier in den Hage, vertoont
ende in memorie gebracht, dat de heeren van der Houven
ende van Bancken in ’t jaer 1662 in de hontsdagen
binnen de stadt Leyden op de Breestraet in de herberge
van den „Vergulden Hoorn” sijnde, aldaer hebben ont-
booden den Suppliant present met sijn oomen, te weten,
Philips de Croy ende Quilliaem Ramaert, beijde borgers
tot Leijden. Soo hebben gemelte heeren belooft indien
Quackelvall het binnevaderampt wilde aennemen dat hem
soude gewerden, ’t gene hier naer volcht
Eerstelyck vry accys van alles gelijck ordinaris soo-
danige huijsen exempt by haer Ed. Groot Mog. werden
gehouden.
Dat oock hij Suppliant bij gelegentheijt voor d’een off
d’ander goetvrient comende het voorss. huijs besichtigen
een kanne bier off wijn soude mogen tappen.
Dat oock bij Uwe Ed. Achtbare hem Suppl1 wijders is
belooft vrij gereetschap voor de tuchtelingen ’t welcke
den Suppl4 ten genouge niet en volcht, alsoo hij omtrent
de vijftich gulden heeft verschooten, waervan hij een
quitantie ter somme van 25 4--o aen Uwe Ed. Acht
bare heeft overgelevert.
Ik laat deze memorie, die ik in het Stedelijk Archief
vond, hier in haar geheel volgen, om de curieuse
wijze te doen zien, waarop het nieuwe tuchthuis aan
zijn eersten cipier kwam en op welke voorwaarden
deze werd .aangesteld.