HET ’s-GRAVENHAAGSCHE TUCHTHUIS.
210
De datum van deze memorie is niet aangegeven maar
wel is bekend dat Willem van Quackelvall op den zevenden
Februari 1663 zijn ambtseed aflegde. Deze eed was ge-
Soo versouckt den SuppP gansch onderdanichlijck,
eerstelyck dat hem den effecte van ’t vooren verhaelde
mach geworden, ende oock mede betalinge van sijne
overgeleverde reeckeningen of anders meent Suppl1 het
niet langer staende te cunnen houden.
’t Welck doende,
Willem van Quackelvall.
Wijders is noch belooft bij de voorss. heeren dat alle
gevangenen, den Haach aengaende, in ?t voorss. tucht-
huijs soude worden gebracht, sonder elders ’t geent den
Suppl1 mede niet en volcht, alsoo diversche gevangens het
eene uyr ofte halven dach in des Suppl1 cost sitten, aen-
stonts weder naer de Voorpoort worden gebracht; tot
schade van den Suppl1, waerop het genieten van het sluijt
en onsluijt geit alsdan in de meeste consideratie soude
comen, alsoo hij voor soo weynich tijt oock geen cost-
gelt en can reeckenen.
Eyntelijck dat diegeene die geseth worden omme te
wercken ende aen ’t wercken gestelt, wel twee maenden
te hebben eer zij het spinnen cunnen verstaen ende hij
Suppl1 hem al evenwel van cost en dranck moet ver-
sorgen; soo is Jt verscheydemael gebeurt dat ten eijnde
de geleerde twee maenden deselve persoonen sijn uijtte
gevanckenis gerelaxeert, waer vooren de voorss. heeren
hebben beloofft off sulcx quam te geschieden, dat den
Suppl1 echter van sijn costgoet soude worden voldaen, op
welcke beloften den Suppfl een nader reeckening aen Uwe
Ed. Achtbaere sal overleveren.