220
den boekhouder
Het Utrechtsche tuchthuis in het begin der zeventiende eeuw.
HET ’s-GRAVENHAAGSCHE TUCHTHUIS.
Het is wel jammer dat van de spijzen de gewichten
niet zijn opgegeven zoodat moeilijk is uit te maken in
hoeverre de verstrekte hoeveelheden een voldoend quan
tum voedsel opleverden.
Vergelijkt men het Haagsche menu met dat van de
gevangenis te Amsterdam dan is het eerste wel beter.
In Amsterdam werden voor de keuken alle jaren tien
ossen en een varken geslacht, maar de tuchtelingen
kregen slechts eens per week vleesch, hoeveel is mij
niet bekend. Verder ontvingen zij daar brood met weeke
kaas of boter, grauwe en groene erwten, grutten, stok-
visch en labberdaan.
Drinken konden de tuchtelingen in Amsterdam naar
mate dat zij er behoefte aan gevoelden, zij kregen dan
bier van 30 stuiver de ton, maar niet meer dan twee
liter per dag.
In Utrecht scheen het eten beter te zijn dan in Amster
dam ten minste volgens het rapport van
van het tuchthuis in de Bisschopsstad.
De Regenten in laatstgenoemde plaats keken speciaal
toe, dat het bier goed waser waren zelfs twee soorten
van voorradig, gemeen en zwaar bier. De gevangenen,
die het laatste wilden hebben moesten evenwel meer
werk (hout raspen) afleveren.
In het artikel1) van Prof. J. Domela Nieuwenhuis in
het Tijdschrift voor strafrecht (Deel XIV afl. II), waaraan
ik bovenstaande bizonderheden, aangaande het Utrechtsche
Tuchthuis, ontleende, wordt melding gemaakt dat de boek
houder zelfs aan eenige gevangenen toestond een bierfuif
te houden, tengevolge waarvan een vechtpartij ontstond,
die met den dood van twee der feestgenooten eindigde.
Het geld daartoe kwam uit de bussen, waarin de