HET ’s-GRAVENHAAGSCHE TUCHTHUIS.
225
Zoo
deedt en
bekennen
dat deze
vrijerijen
onbekende manspersoon was de substituut-schoutDit
kostte haar echter zes jaar verbanning; zij violeerde
echter den ban en werd toen voor een jaar opgesloten.
Maar ook de dienaren der Justitie permitteerden zich
tegenover de dames, die op avontuur uitgingen, vrijheden,
die doen denken aan het spel van den duivel met de
takkebossen.
’t Was in de lente en in de Mey dat Adrianus van
Heel en Ary van Rodenberg, beiden rakkers van den
Schout, ’s nachts drie vrouwspersonen opbrachten.
De dienaars, zoo vermeldt de sententie, waren dronken
en hadden zich op een onbetamelijke wijze met de ge
arresteerden vermaakt en deze toen ontslagen.
Aangezien zij wel begrepen, dat zoo iets in een land
van goede Justitie niet kon worden getolereerd en zulks
naar exigentie van zaaken rigoureuselijk zoude worden
gestraft, dienden zij beiden een request in.
Rodenberg gaf daarin als verontschuldiging op: „dat
hij pas één jaar dienaer van Justitie was en nog niet
volkomen met het serieuse van dien post bekend”; en
als groot zegel werd aan het request nog de verklaring
gehecht: dat zijne huisvrouw hem had vergeven.
Beiden werden veroordeeld om „met opene deuren ten
aanhooren van een ygelijk met ongedekten hoofde vergiffenis
te verzoeken”, verder ontslag uit hun ambt en zes jaar
verbanning uit den Haag.
Niet alleen evenwel van meisjes die kusjes verkochten
was de Justitie niet gediend, maar ook niet van orakel
taal op het stuk van liefde.
werd Wilhelmina Hobert die „voorspellingen
waarzeggerijen uitoefende, ofschoon zij zelve
moest daartoe geen vermogens te bezitten en
op niets anders betrekking hadden dan op
van jongelieden en verder ook zoogenaamde
15