HET ’S-GRAVENHAAGSCHE TUCHTHUIS.
22Ó
het Tuchthuis of het Stadhuis de plaats,
les dames faciles werden opgeborgen, ook het
en Dolhuis had het twijfelachtige voorrecht als
hotel te dienen. Soms haalde dit Godshuis daarmede het
paard van Troye naar binnen, zooals blijkt uit het op
treden van Lottie Brendel, „die uit hoofde van haar
slecht gedrach geconfineerd sijnde in het Pest- en Dolhuis
gemeenzamen omgang met den binnenvader Rosa had
gehad en gedurende den tijd van drie jaren met den-
poudres de sympathie fabriceerde uit zout en verbrande
kaarten”, veroordeeld om voor zes jaar uit den Haag te
verdwijnen. (14 Maart 1800.)
Bemoeiden zich de meisjes van de cruysbaen ook
bovendien met andermans eigendom dan werden zij nog
anders getracteerd.
Willemynte Jans en Johanna Stokkaers werden 5
April 1754 wegens diefstal veroordeeld tot geeseling, brand
merk met het „stadyser” en dertig jaar tuchthuis. Lena
Borrewits, alias de kip, kreeg wegens hetzelfde misdrijf
tien jaar confinement en eeuwige verbanning.
Marie Neuny, huisvrouw van Johanna Schrijver, die
al eens bij Resolutie van de Ed.Achtb. Heeren Bur-
gemeesteren deeser stede in het Tugthuis was gecon
fineerd en op belofte van beterschap en verzoek van
hare moeder op 8 Nov. 1763 was ontslagen werd 23
April 1771 weder wegens onzedelijk gedrag, bedelen en
diefstal gearresteerd. Zij kwam er in vergelijking met
bovengenoemden goed af want zij werd voor vijftig jaar
verbannen op poene van geeseling bij terugkomst.
Gevraagd zijnde naar de redenen van hun vergrijpen
gaven de meeste vrouwen hunne groote armoede op,
maar Schout en Schepenen vonden een soortgelijke, on
tuchtige tegen de goede zeden strijdende levenswijze,
door zulke nietige uitvluchten niet „gepallieerd,”
Niet altijd was
waar
Pest-