HET 'S-GRAVENHAAGSCHE TUCHTHUIS. 23I om „voor een tijd door gedwongen geduld de dertelheid haares vleesch te moeten leeren temmen”. Was het in 1625 in Utrecht gebeurd dat er een ver bod aan de tuchtelingen gedaan werd om met teerlingen te spelen, te dobbelen, te vloeken, te zweren en vuile liedekes te zingen, een viertal jaren later, verzochten de vrouwen in datzelfde tuchthuis eenige recreatie „overmits het Vastenavond was” waarop haar door de regenten ten antwoord werd gegeven dat „sulke feeste ons onbekent syn ende voor Christenmenschen onbetamelijk, immers in het tuchthuys, hetwelck eehe plaets was van straffe en niet van recreatie”; evenwel werd toegestaan „dat men haer boekweyte coeken soude backen”. In den Haag waren de toestanden nagenoeg een eeuw later vrij wat erger. De liederlijkheid was er zoo groot dat de buitenlanders er schande van spraken. In een „reisbeschrijving van een Duitsch Student Albrecht Haller door Duitschland, Holland en England, welke reizen zijn gedaan tusschen 1723 1727”, komt de volgende tirade voor over het Haagsche Tuchthuis „Meine Teutsche Reisegefahrten drungen gleich nach dem Zuchthause. Hier kan man gegen etwas Geld das eingesperrte Frauenzimmer nach Belieben unterhalten und besuchen. Alles lief hier einer jungen und ungemein schónen Dirne nach, die daneben mit wegen einer son- derbaren Eigenschaft bekannt ware. Die hier vorgegangene Sauereien habe ich weder damals ansehen mógen, noch den Aufsehern verzeihen können, dasz diese zur Besserung bestimmten Oerter, zur Mehrung des Lasters gedeihen’’. Mij dunkt dat het dus welletjes was en tijd om eene nieuwe instructie voor den cipier in het leven te roepen. Toch is die van 1747 nog zeer gebrekkig en kan die

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1903 | | pagina 254