233
HET ’s-GRAVENHAAGSCHE TUCHTHUIS.
De cipier zal dagelijks ’s avonds binnen alle de plaatsen
en vertrekken der gevangenen naauw ondersoek moeten
doen op het vuur en ligt; alsmede of aan iemand van
deselve eenig gereedschap tot het uitbreeken mogte zijn
toegebragt, en, hetselve vindende, daar van aanstonds
kennisse geeven aan de Heeren Baljuw en Commissarissen,
ten einde deswegens de noodige voorsieninge te doen.
Art. 7.
Hij zal ook gehouden zijn de Tugtelingen mansper-
soonen, voor zo verre deselve wegens hun werk gemakkelijk
Art. 4.
De Cipier zal op ordre van de Heeren Baljuw, Schepenen
en Commissarissen de gevangene uit de vertrekken of
plaatsen, waarin deselve opgesloten zijn, moeten haaien
en wederom derwaards brengen, en alle derselver exami-
natiën en confessiën, mitsgaders hetgeen hem verders in
secretesse ten opzigte van de gevangene bij den Heer
Baljuw sal werden gelast, getrouwelijk bij zig houden en
aan niemand openbaaren.
Art. 5.
Hij zal geen brieven, geschriften, of iets anders van
eenige gevangene mogen uitgeven, bestellen, of doen
bestellen, of dezelve, van buiten inkomende, aan de
gevangene overgeven directelijk of indirectelijk in eeniger-
hande maniere, tenzij hij die alvorens zelvs zal hebben
geéxamineert; als ook verpligt zijn alle het geene de
gevangene zoude mogen gebragt worden naaukeurig te
ondersoeken, en, eenig geschrift daar in vindende, het
selve aan Heeren Commissarissen over te geeven.
Art. 6.