HET JS-GRAVENHAAGSCHE TUCHTHUIS. 24O Art. 25. Wanneer door Heeren Schepenen iemand mogte werden gecondemneert om te water en te brood te zitten, zal de Cipier voor desselvs kostgeld genieten drie stuij vers ’s daags.. Ten opzigte van de zodanige Tugtelingen omtrent dewelke door Heeren Commissarissen met eenige Collegiën of particulieren gecontracteert en die in dezen huijze geconfineert zouden mogen werden, zal de cipier voor een ieder derselve nog genieten tien gulden ’sjaars. Art. 26. Art. 24. telijk declaratoir van den Doctor of Chirurgijn van het voorsz. huijszullende hetgeen de Tugtelingen, die voor de eerste maal in het huijs werden geconfineert, in de voorsz. twee maanden komen te winnen, zijn ten profijte van den Cipier. Hij zal voortaan ten laste van den Haag niet mogen brengen het kostgeld voor de zesde man gerekend als voren, om daar voor de zieke Tugtelingen te onder houden; maar, wanneer aan Heeren Commissarissen bij declaratoir als in art. 23 komt te blijken van de ziekte der Tugtelingen, zullen deselve door Heeren Commis sarissen na maate van derselver ziekte en kragten of in ’t geheel van het werken gedurende die siekte vrijgesteld, of op zodanige lageren taux gesteld worden, als zij Heeren Commissarissen zullen bevinden te behooren. In welk eerste geval de Cipier de volle 35 stuijvers, en in het laatste geval datgeene ’t welk de voorne sieke Tugtelingen minder als de voorsz. 35 stuijvers komen te winnen, voor reekening van de stad zal mogen brengen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1903 | | pagina 263