241 i6 jen HET ’S-GRAVENHAAGSCHE TUCHTHUIS. De Cipier zal niet vermogen iemand toe te laten om de Tugtelingen te zien, onder welk voorwendsel het ook zoude mogen zijn, dan alleen diegeene die met een briefje van Heeren Commissarissen sijn voorsienwelk briefje hij gehouden zal zijn te liasseerendog het zal aan hem gepermitteert zijn ten tijde van de Haagse kermis zonder zodanig briefje dezelve te laaten zien, mits zulks geschiedde ter presentie van hem, Cipier, of eenig ander persoon waar voor hij zal moeten verant woorden zullende door den Cipier van ieder der voorsz. persoonen werden gevordert twee stuijvers ten zijnen profijte, en eene stuijver voor den armen die in de bos aldaar zal moeten werden gestoken; en het drinkgeld, hetwelk alsdan aan de Tugtelingen zoude mogen werden vereerd, onder dezelve egalijk werden verdeeld. En zal de Cipier tot dedommagement van ’t gemis van het verdere profijt van de Tugtelingen te laaten zien, jaar lijks genieten een somme van twee hondert guldens. Art. 29. Hij zal aan de Tugtelingen uit hun geld, in de 21® en 28® artn. gemeld, wel een gepermitteerde verkwikking, dog geen wijn of sterke dranken mogen geven, dan bij noodzakelijkheid en voor een modicque prijs. Art. 27. De kleeding van de Tugtelingen zo van linne als wolle, en de bedden met haar toebehooren voor dezelve, zullen door de Magistraat bekostigt worden. En zal de Cipier gehouden zijn een lijst van het benodigde van dien alle ses maanden te weten op den ien Maij en November aan Heeren Commissarissen over te geven. Art. 28.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1903 | | pagina 264