HET ’S-GRAVENHAAGSCHE TUCHTHUIS.
254
Of de gratificatie werd gegeven, ten gevolge van dit
keurig gestelde en geschreven verzoekschrift, is mij
onbekend.
Uit een staat der kosten, waarop de dagelijksche
voeding der gevangenen berekend wordt is te zien
waaruit de spijzen bestondenAardappelen, toebereid
met boter, uijen, zout, peper en azijn, vleeschsoep be
staande uit rundvleesch, boter, groenten, aardappelen,
gort, tarwebrood, gerstemeel, zout, peper en azijn, gort-
soep bereid uit gepelde gerst of gort met boter en zout,
erwtensoep bestaande uit erwten met boter en zout,
verder roggebrood.
Twee dagen werd vleeschsoep, gortsoep en aardappelen
gegeven en een dag per week roggebrood.
De voeding kwam het Rijk op een kleine elf en een
halve cent per dag per hoofd te staan.
De nieuwe gevangenis scheen evenwel niet zoo plei-
zierig te zijn als het oude Tuchthuis; of dit lag aan de
voeding of aan de localiteit is mij niet bekend maar men
trachtte er uit te komen en soms ging dit met succes.
In Januari 1832 braken er vier crimineel veroordeelden
tot twee maal toe uit en wel op zulk een gewelddadige
en gevaarlijke wijze, dat het alle verwachting te boven
ging, zooals de Commissie van. Administratie aan den
gouverneur van der Duyn schreef.
Het bleek nu bij nader onderzoek dat de cipier Seelen-
horst, die zeer ziekelijk was, in tijden de vertrekken niet
had gevisiteerd, zoodat de gevangenen, die behalve den
tijd ook de noodige instrumenten hadden, ongestoord
konden uitbreken.
De cipier Seelenhorst werd ontslagen en op 7 Aug.
1832 aangesteld in zijne plaats Jacobus Harthoorn. Deze
persoon ontpopte zich later als een hoogst onbetrouwbaar
individu, daar hij om zichzelf finantieel te bevoordeelen,