HET ’s-GRAVENHAAGSCHE TUCHTHUIS.
255
den graaf van Bentinck uit de gevangenis liet ontvluchten.
De geschiedenis van deze ontsnapping is te curieus om
niet in korte trekken te worden weergegeven.
Willem Gustav Frederic Bentinck, Rijksgraaf, Souverain
van Kniphausen, Edele Heer van Varel, Heer van Door-
werth enz. werd op 30 December 1832, waarschijnlijk
ten verzoeke van den makelaar Johannes Buys te
Amsterdam voor schulden gegijzeld. In plaats van in de
gevangenis te worden gezet merkte een der Commissie
leden der Administratie op dat de gearresteerde verbleef
in het huis van den concierge Harthoorn. In de ver
gadering der Commissie van 2 Januari 1833 werd den
cipier gelast den graaf onverwijld op de gijzelkamer in
de gevangenis over te brengen. Voorts werd in die
vergadering besloten dat mocht de familie van Bentinck
plaatsing in een ander locaal verlangen, dan zouden
daartoe worden aangewezen de kamers voor de officieren
bestemd. De gegijzelde maakte echter geen opmerking
en begon zijn vertrek te meubileeren. De cipier Harthoorn
bestelde daartoe voor rekening van den graaf: twee
mahoniehouten ledikanten, waarvan een met een mahonie-
hemel en blauw moirée gordijnen, een kachel, een mahonie
theetafel, zes stoelen en een fauteuil, een beddetafel, een
waschtafel met toebehooren, een stilletje, een voetenbank
en een rood tafelkleed, alles voor de som van ƒ558.
De gezelligheid was er dus en voor de conversatie
zorgde, behalve de familie, ook de cipier Harthoorn en
diens vrouw, die soms tot ’s nachts drie uur bij hem
bleven.
Het tafelgenot was eveneens niet afwezig, want in de
69 dagen van zijn arrest werd voor ruim 696 verteerd,
dus ongeveer ƒ10 per dag.
Opgesloten werd den graaf niet, want de deur was
bijna altijd open.