256
HET ’s-GRAVENHAAGSCHE TUCHTHUIS.
De late gesprekken voerden hoofdzakelijk tot onder
werp hoe de Graaf op de beste wijze zou kunnen ont
snappen en over de betaling voor dezen dienst aan den
cipier. De laatste was over de manier, waarop de
belooning zoude worden uitgekeerd niet gemakkelijk te
vreden, hij wilde eerst geld en dan loslaten, iets waarin
men hem wel gelijk zal geven, met het oog op het
weinige houvast aan de persoon van den Graaf.
Eindelijk 9 Maart was men het eens, de cipier had
30,000 te pakken, een zak Zeeuwsche Rijksdaalders had
hij al te voren ontvangen. De Graaf, die „Craignez Honte”
in zijn wapen voerde nam denzelfden avond een amicaal
afscheid van zijn gastheer, er werd getoost en geklonken
met champagne en den Zondag daarop ’s avonds om
half zeven riep Harthoorn aan den knecht Iske toe
laat de heeren eens uit! De knecht dacht dat het bezoekers
waren, opende de deur en de vogel was gevlogen.
De cipier trachte wel Iske de schuld te geven, maar
door een nauwkeurig ingesteld onderzoek bleek al spoedig
dat deze met de ontsnapping niets had uit te staan.
Het waren behalve de bewaarder Bouwman ook de
vrouwelijke gevangenen Hemmes en Italy, beiden geboren
Kikkert, die zeer bezwarende getuigenissen tegen Harthoorn
inbrachten, aangezien zij de gesprekken door dezen met
den Graaf gevoerd, hadden afgeluisterd daartoe in staat
gesteld doordat zij waren opgesloten in een vertrek dat
zich boven de gijzelkamer bevond.
Harthoorn werd 23 November 1833 door het Hof van
Assises veroordeeld tot tepronkstelling op een schavot
gedurende een half uur en een geldboete van 94.50
cum expensis.
De Graaf vluchtte naar Duitschland en reclameerde 31
Dec. 1833 van af zijn Burg Kniphausen door middel van
den advocaat Mr. T. C. Donker Curtius de meubelen en.