263 VOORBURGSCHE BUITENPLAATSEN. en eens 1 De trapsgewijze aanwas der bevolking deed naar uit breiding der bebouwde kom verlangen. Bouwspeculanten wierpen begeerige blikken op de vervallen plaatsen, en goedkoope huizen in zachten metselsteen met slecht trasraam en doorslaande muren, verrezen op de plaats, waar eens onze rijke patriciërs in de 17® en 18® eeuw hun lusthof hadden. De voortreffelijke ligging aan den eenigen bevaarbaren stroom, die toevoer van uit nabijgelegen plaatsen naar 's-Gravenhage mogelijk maakte en de onmiddellijke nabij heid van dit vorstelijk verblijf, hetwelk met speeljacht of per karos gemakkelijk kon worden bereikt, was wel de voornaamste aanleiding, waarom zoo vele historische personen Voorburg tot een tijdelijk verblijf uitkozen, althans er grondbezit hadden, waartoe de bekoorlijke omstreken zeker hebben bijgedragen. Ten noorden aan Wassenaar grenzende, wordt het aan het noordoosten door Veur en Leidschendam bepaald; aan de oost- en westzijde door den Vliet gescheiden, strekt het aan den westkant tot ’s-Gravenhage toe. Oorspronkelijk behoorde de heerlijkheid aan de graven van Wassenaar, die tot de machtigste edellieden van Holland behoorden. Behalve burggraven van Leiden, al waar zij het recht hadden in deze stad schouten, burge meesters en schepenen aan te stellen, waren zij tevens heeren van Rijnland. Buiten Leiden bezaten zij groote erfgoederen, o. a. de dorpen en heerlijkheden van Wasse naar, Valkenburg, Katwijk, Oegstgeest, Voorburg, Voor schoten, Sassenheim en Oostbarendrecht. Het westelijk gedeelte van Delfland, ter Heiden, Wateringen, Rijswijk en Voorburg werden daardoor mede onder Rijnland

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1903 | | pagina 286