264
VOORBURGSCHE BUITENPLAATSEN.
te
toename tot
gerekend. In 1546 kwamen de heerlijkheden van Voorburg,
Wassenaar, Valkenburg en Katwijk door den dood van
Maria, erfvrouwe van Wassenaar, aan de graven van
Ligne. De stad Delft kocht den 6en Februari 1616 de
ambachtsheerlijkheid van Voorburg met de gerechtig
heden daartoe behoorende, van Lamoraal, graaf van
Ligny en Faukenbergen, baanderheer van Wassenaar,
Ambachtsheer van Voorburg, Valkenburg, Oegstgeest,
Katwijk, Voorschoten, Sassenheim en Oostbarendrecht,
burggraaf van Leiden, ridder van het gulden Vlies.
Het bleef echter onder de crimineele jurisdictie van het
baljuwschap van Rijnland. 9 October 1828 ging de
heerlijkheid bij publieken verkoop over aan het plaatselijk
bestuur van Voorburg voor de som van ƒ7500 t).
Een toenemend aantal van min of meer aanzienlijke
gebouwen verrees in den loop der tijden, en zoo vinden
wij in het Verpondingsregister van 1632 een totaal van
229 huizen vermeld, welk getal in 1797 tot 325 was
gestegen. In 1846 bedroeg het totaal slechts één daar
boven, hoewel in aanmerking behoort te worden genomen
dat een twintigtal aan gene zijde der Geestbrug gelegen,
sinds het jaar 1828 gerekend werd tot Rijswijk te be-
hooren. Voorheen maakte de sloot achter die huizen de
grens uit tusschen de beide dorpen.
Het aantal inwoners wordt in 1812 opgegeven
bedragen 1674. Het jaar 1846 gaf eene
2294, terwijl het dorp in onzen tijd 4359 zielen telt.
Volgens het „Memorieboek” 2) waren met het schoutambt
van Voorburg bekleed:
Zie Bijlage A.
2) Legger van goederen en renten, toebehoorende aan de
H. Geestarmen, de kerk, den priester en het O. L. V. Gilde
aangelegd in 1435 en vervolgd tot de helft der XVIe eeuw.
Kerkelijk Archief v. Voorburg.