286 VOORBURGSCHE BUITENPLAATSEN. vanger-generaal van Holland Johan van Berckel, die haar één jaar later overdroeg aan Pieter Reser, gedeputeerde van Zeeland voor 6600. Lang bleef het echter niet in deze handen; bij zijn overlijden verkocht de weduwe Barbara van der Marckt, Vlietwijck aan Laurens Ravens, juwelier te ’s-Gravenhage, voor 10000. Daarop werd het aan Mr. Abraham Hoogenhoek, ordinaris commis saris van de monsteringe van Delft in 1676 getrans porteerd, die in 1678 aan den kapitein Johan Martyn te ’s-Gravenhage voor 8000. het bezit overdeed. Reeds een jaar later verkocht deze Vlietwijck aan Mr. Benjamin Cromstrijen. Deze bewoonde het buiten van 1679 tot aan zijn overlijden in 1704. Zijn stoffelijk overschot werd den 12 Januari van dat jaar naar Delft overgebracht. Zijne echtgenoote Maria Bosschaardt, die op 26 Juli 1706 mede overleed, vond eveneens in het familiegraf haar laatste rustplaats. De latere bewoner van Zijdervliet, de uitgeweken hugenoot Jacques Laverny, verkreeg in 1715 den eigendom van Pieter Kaasenbroot en Anna Jacoba Boxel. Andermaal verwisselde het van eigenaar in 1717, toen Vrouwe Maria van Helburgh, wed. van den agent Martin Croock koopster werd. Zij verkocht evenwel reeds in 1722 de buitenplaats, koetshuis, stallingmet 1 morgen, 300 roeden land aan Mr. Abraham Quevellerius heer van St. Pancras. In 1740 stonden diens erfgenamen den eigendom af aan Mr. Adriaen van der Mieden, raads heer en daarna president van den Hove van Holland. Na zijn overlijden werd het huis bewoond door zijn weduwe Elisabeth Wouters. Niet lang daarna in 1766, verkochten hare erfgenamen de plaats aan Jacob Paulus, graaf van Aumale gecommitteerd ter Generaliteits- t) Jacques Paul d’Aumale, gedeputeerde van Friesland, gehuwd met Jacqueline Cornélie de Geer de Rynhuysen, uit welk huwe lijk: Wilhelmine Caroline Petronelle, gedoopt 3 Dec. 1766, meter

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1903 | | pagina 310