292 VOORBURGSCHE BUITENPLAATSEN. Rammelman was tevens in het bezit gekomen van het huis Onder de linde”tusschen den heerenweg en den lijtweg, aan de noordzijde der heerestraat, afkomstig van Jhr. Utenhaghe de Mist. In 1734. werd de bezitting omschreven als volgt: „buitenplaats met oranjehuis, stalling en tuinmanshuis en een bouwhuis waarbij 8 morgen 1 hont, 50 roeden land behoorde. De executeurs van de Wed. Mr. Hendrik Rammelman Maria Emilius ver kochten het buiten op 21 Juni 1760 voor 17000 aan Mr. Jan Bouwens, vrijheer van Horssen, hoogbaljuw van Delft; wiens weduwe Willemina Alletta Kien 13 April 1791 deze bezitting overdroeg aan Jacob Staets van Hoogstraten uit Dordrecht. Het komt destijds voor als buitenhuis, oranjehuis, stalling en tuinmanshuis en boven dien nog een huis en bouwhuis met 12 morgen 50 roeden teelland. 21 April 1807 werd baron J. Trevey de Charmail te Rotterdam kooper. In 1823 wordt als eigenaar genoemd het lid der Staten-generaal Gerardus Andreas Martinus van Bommel te Leiden en in 1826 H. G. Antonius de Vogel van Aalst. De omschrijving van het perceel luidde toeneen heerenhuis, stal, koetshuis, koepel aan de vaart, tuin-' manshuis, oranjerie en steenen schuur op de overplaats. In onzen tijd was het buiten vooral bekend als verblijf plaats van Prinses Marianne der Nederlanden, geb. 9 Mei 1810 te Berlijn, overl. 29 Mei 1883. Na haar dood kwam het in bezit van haren zoon Prins Albrecht van Pruisen, mede eigenaar van „Leeuwesteyn”. Aan het huis is weinig veranderd. Merkwaardig zijn de oranjerie en de fraaie, overdekte looflaan, aan de vlietzijde zichtbaar. Een der oudste woningen is „het huis ten Dom” in 1503 bekend onder den naam van „Jacob Backers Woninghe” waaraan 19 morgen land behoorde. Uit de belendingen kan men afleiden dat zij bijna de geheele zuidzijde van het

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1903 | | pagina 316