VOORBURGSCHE BUITENPLAATSEN.
294
Boetselaer en van Asperen de bezitting erfde. Hare erf
genamen Mr. Philip Jacob van den Boetselaer en Asperen,
Catharina van der Noot, gehuwd met Willem Maurits van
Catz, heer van Catz, Coulster, enz. (erfgenaam door het
overlijden van zijn nicht Jonkvr. Anna Magdalena v. d. Boet
selaer en Asperen) verkochten de hofstede 14 Juni 1724 aan
Apolonia van Zeestraten, wed. van Jan van Staveren. Het
werd omschreven als een huis, koetshuis, stalling en een
bouwhuis, waarbij 1 morgen teelland. 4 Maart 1767 ging de
plaats over aan Jacob Jan de Blocq van Kuffeler, ge
deputeerde van H. H. M. wegens Friesland voor ruim
f 5100.— Hester Pauw Wed. van Nicolaas Hartman uit
den Haag kocht 4 Februari 1778 het huis voor 9300.
waarna haar zoon en erfgenaam 15 Aug. 1795 de buiten
plaats aan Egbert Harssevoort overdeed voor niet minder
dan ruim f 17500.— Achtereenvolgens waren eigenaars
1800 Thomas Browne Jr. te Rotterdam voor f 17250.—
1812 Simon Beyers, 1824 H. G. Antonius de Vogel van
Aalst, zoodat zij waarschijnlijk bij Rusthof is aangetrokken.
Ook „Opmijst” is van ouden datum. Bij den afbraak
van „Duvesteijn” kocht Jan of Johan d’Utenhaghe geseyt
de Myst commissaris van de Monsteringe in 1613 een stuk
land groot r morgenwaarop een huis verrees, waaraan
hij den naam Opmyst gaf. Achtereenvolgens kwam
de hofstede door erfrecht in 1619 aan zijn zoon Ulrich,
in 1664 aan diens broeder Diderickszoon en in 1680
aan diens neef Mr. Johanadvocaat voor het hof van
Justitie. De landerijen van Duivesteyn kwamen hierop
aan zijn neef Johan Rampius van Swieten te Leiden, die
deze op 6 Dec. 1685 aan Mr. Henrick de Vaal overdroeg,
terwijl Opmijst in 1687 aan Hendrick van der Does,
eveneens een neef, regeerend burgemeester van Gorin-
chem, werd toebedeeld, die het huis in 1710 aan Josina
Kerby verkocht. Hare zuster, Johanna Kerby, huwde 31