DE REMONSTRANTEN TE ’s-GRAVENHAGE IN DE lje EEUW. 23 avond van 28 Augustus 1618, op aandrang der zijnen, den Haag te verlaten. Vermomd, met een pluim op den hoed, begaf hij zich over Rotterdam naar Antwerpen. De classis had hem al uitgeworpen, en nu week hij voor geweld. Vluchten, zoo schreef hij, is niet altijd het werk van een kwaad geweten. Aan den nog altijd Remon- strantsch gezinden Haagschen kerkeraad schreef hij, dat hij zich verzet had tegen ieder, die de verdraagzaamheid breken wilde, en altijd in liefde had willen verkeeren met zijne tegenstanders. Hij verlangde van den kerke raad eene verklaring, dat hij zich nooit met seditie of factie had ingelaten. De Haagsche kerkeraad bleef het Remonstrantisme nog getrouw en deed 17 September 1618 den hoogleeraar Episcopius voor de gemeente optreden. Over die prediking werden allerlei lasterpraatjes uitgestrooid, zoodat de Staten van Holland aan den Haagschen kerkeraad inlichting vroegen, of er werkelijk „exorbitante propoosten, die tot seditie en oproer meer dan tot stichting leiden” gehouden waren. De kerkeraad zond 21 September 1618 bericht, dat zij, ten overvloede diakenen en enkele leden der gemeente gehoord hebbende, oordeelde, dat die prediking juist geweest was tot bevordering der ware godzaligheid. Deze verklaring f) is onderteekend door la Faille, Taü- rinus en zes ouderlingen. Onder hen zijn van beteekenis Mr. Quirijn van Strijen, advocaat, beheerder der Prinse lijke domeinen, Nicolaas van Sorgen, de rechtsraadsman en vriend van Wtenbogaert, Johan van Duijnen, de burgemeester, die 8 November 1618 werd afgezet, Fran cois Criep, de griffier. In deze mannen, die natuurlijk J) Catalogus van Handschriften op de Bibliotheek der Remon- strantsch-Gereformeerde Gemeente te Rotterdam. 1869. no. 296. Afgedrukt Ned. Archief voor Kerkgeschiedenis, Nieuwe Serie. II, bldz. 98 e. v.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1903 | | pagina 33