VOORBURGSCHE BUITENPLAATSEN.
317
bezitting uitbreidde. De voogd van zijne onmondige
kinderen Mr. Cornelis de la Porte verkocht de hof
stede, met koetshuis, stalling, speelhuis, tuin en boom
gaard op 12 Juni 1676 aan Bernardus Cray vanger, remon-
strantsch predikant en doctor medicinae te ’s-Gravenhage,
van wien de procureur Mr. Cornelis Vinck (de oude) advocaat
voor den Hove van Justitie, de plaats in 1683 erfde. Hij
was gehuwd met Hadewina Verhoven, later zijne „inno
cente huysvrouw”. Na zijn overlijden den 22 Aug. 1701,
werd de hofstede door zijne erfgenamen Mr. Arent Vinck,
advocaat voor den Hove van Justitie, Mr. Cornelis Vinck
de Jonge en Gerrit Vinck, koopman te Londen van de
hand gezet. Jacob van Leeuwen, secretaris van Voorburg,
die in 1702 een huis met 1 morgen land van de Wed.
Willem Jansz. Vrancken met een aan de overzijde ge
legen stuk land (nu de overplaats) had gekocht, werd
5 Mei 1703 eigenaar van het daarnaast gelegen Midden-
burg; waarna hij de zooeven genoemde landen bij zijn
nieuwe bezitting en deels bij Blyenburg aantrok.
Bij zijn overlijden was de plaats ter grootte van 6 morgen
4 hond en bestond, behalve uit twee naastbijgelegen
huisjes uit een buitenhuis, koetshuis en stalling. Johanna
van Breugel, Wed. Abraham Douglas, werd 26 Nov. 1718
koopster. Haar erfgenaam Constantyn Jan Pierraard,
vrijheer der stede en heerlijkheid Heenvliet, heer van de
Beyer landen woonde er op tot 1737 toen zijn executeur
Jacob van Sanen de plaats aan Vrouwe Maria van Aerssen,
douairière van Wassenaer, Vrouwe van Maaslandsluis en
Maasland voor de som van 18100 verkocht. Zijn inboedel
werd op 19 en 20 Sept, van dat jaar geveild. In 1740
werd door de nieuwe eigenares een tuinmanshuis gebouwd.
Bij haar overlijden transporteerden de erfgenamen de buiten
plaats in 1760, na op 9 April van dat jaar de zich op de
plaats bevindende oranjeboomen en broeibakken publiek