VOORBURGSCHE BUITENPLAATSEN. 323 en Zoowel Jacobi als zijne echtgenoote Johanna van der Gort overleden op Zeldenrust. Beider stoffelijk overschot werd naar den Haag vervoerd, dat van zijn vrouw op 12 Mrt. 1759 het lijk van Jacobi op 23 Juli 1766. Reg. van Begraven 1718 1770. ƒ21.000. Ook zij werd door de treurige tijdsomstandig heden genoodzaakt de bezitting in 1795 van de hand te doen aan Mr. Daniël Pompeus du Tour, bezitter van Haagvliet. De koopsom bedroeg precies de helft van het in 1782 door haar gegeven bedrag, n.l. 10.500; wel een bewijs van den achteruitgang der huizen in dien tijd. Van „Zegtrust” en „Zeldenrust” is weinig over, van het laatste bestaat nog slechts den naam. In 1682 kocht Jhr. Johan van Soutelande het huis en een morgen land van Barent Dammers, waarop hij later de hofstede „Zeldenrust” stichtte. Zij bleef in dat geslacht tot in 1750 toen de plaats op den nen November van dat jaar door de Israëlitische kooplieden Hartog Wolff, Emanuel David Cohen en Benjamin Moses werd aange kocht. Reeds op 24 Aug. 1747 was de inboedel van Jhr. Willem van Soutelande publiek geveild. Een maand daarna transporteerden zij haar weder aan Johannes Petrus Jacobi, klerk ter griffie van de Staten-Generaal en Agent te Maastricht. In 1754 verkreeg hij ook Hoonvliet. In 1801 werd de Rotterdammer Jan Viruly kooper van het heerenhuis, tuinmanswoning, schuur enz, voor ƒ6000. In 1816 vinden wij dat de plaats aan Mr. Jacob Abraham Utenhaghe de Mist behoorde, waarna zij in 1828 aan Merssen Senn van Bazel, den bewoner van Middenburg werd overgedaan. „Zegtrust” was in 1801 mede aan Jan Viruly verkocht en waarschijnlijk met Zeldenrust vereenigd. Op de plek, waar het voormalige „Redenburg” en „Fonteynenburg” stonden, zijn deels hoerenhuizen gebouwd.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1903 | | pagina 348