VOORBURGSCHE BUITENPLAATSEN.
333
„Mr. Isaac Scheltus alhier by toeval op zijn buijteplaats
overleden, vervoert naar ’s-Gravenhage, sijne residentie” 22
Aug. 1749. Reg- van begraven 1718—1770.
vermeldt: De kinderen van Duvenvoirdens woninghe die
bij Pr. Cors gebruyckt wort”.
In 1662 was eigenaar van Arentsburch geworden de
raad en gecommitteerde in de generaliteits tekenkamer
Cornelis van Lodensteyn, die na het daar opstaande huis
van Aelbrecht Jacobss Veen afgebroken te hebben, een
nieuw deed bouwen. Van 1667 tot 1671 kocht hij ver
schillende stukken land aan en een huis van Aelbrecht
Janss. Veen, waarmede hij zijn bezitting uitbreidde.
Zijne weduwe Maria van der Haar, droeg de hofstede
ter grootte van 4 morgen 3 hond 84 roeden in 1686
over aan Jacobus Scheltus. Onder de koopsom, die
10000 ponden bedroeg, was begrepen „een nieu over
dekt speeljagt, een marctschuyt ende voirt alle de thuyn-
gereedschappe”. Willem Smits, solliciteur militair te
’s-Gravenhage zette de hofstede in 1769 van de hand
aan Mr. Isaac Scheltus, ordinaris drukker van de Staten
voor 9000.Het jaar 1797 geeft als omschrijving:
buitenhuis, stalling, koetshuis en tuinmanshuis, groot
4 morgen, 4 hond, 75 roeden; waarbij als aanteekening
is gesteld: „toebedeeld aan Vrouwe Jacoba Maria Scheltus
gehuwd met Mr. Carel Vosmaer; terwijl de landen aan
de Broeksloot gelegen, de geheele bezitting besloeg eene
oppervlakte van 30 morgen, 4 hond, 25 roeden vervielen
aan Hermina, Jacoba, Geertruy en Agatha Constantia
Scheltus. De directeur der landsdrukkerij Willem Carel
Vosmaer werd daarop in het begin der i9c eeuw eigenaar.
In 1826 verkreeg de Staat der Nederlanden de buiten
plaats voor de bovenbedoelde opgravingen. In 1837 zien
wij als eigenaresse van een heerenhuis, stal, tuinmanshuis